Hanne Kloots
Frank Landsbergen, Het dikke alfabetboek. Tielt: Lannoo, 2021. ISBN 9789401473668. 260 blz., 19,99 euro.
In het voorjaar van 2021 verscheen bij uitgeverij Lannoo Het dikke alfabetboek van Frank Landsbergen. In de boekhandel is Het dikke alfabetboek te vinden bij de jeugdafdeling, maar ook minder jeugdige lezers met een gezonde fascinatie voor alfabetten en schriftsystemen zullen deze toegankelijke publicatie zeker weten te appreciëren.
Het dikke alfabetboek bestaat uit vijf delen. In deel 1 behandelt de auteur de geschiedenis van het Latijnse alfabet. Hij omschrijft het Latijnse alfabet als het resultaat van een “grote schoonmaak” (p.30). Of beter: als het resultaat van twee opeenvolgende schoonmaakbewegingen. De Romeinen maakten een selectie uit het alfabet van de Grieken, die op hun beurt een keuze hadden gemaakt uit het Fenicische alfabet. De geschiedenis van een aantal letters leest daardoor als een spannende roman. Zo namen de Grieken aanvankelijk de Q over uit het Fenicisch, maar al snel schrapten ze deze letter weer uit hun inventaris. Intussen hadden de Romeinen de Q echter al overgenomen van de Grieken, waardoor gebruikers van het Latijnse alfabet vandaag nog steeds woorden met een Q kennen. Dat de tekens van het Latijnse en het Griekse alfabet er verschillend uitzien, heeft dan weer te maken met regionale variatie in de vorm van de Griekse letters. De Romeinen namen destijds geen gestandaardiseerde lettervormen over, maar lokale Griekse varianten.
In deel 2 behandelt Frank Landsbergen de basisbeginselen van de Nederlandse spelling en een dilemma waarmee spellingkenners goed vertrouwd zijn: talen hebben vaak meer klanken dan letters. Zolang we niet collectief willen overschakelen op het IPA (International Phonetic Alphabet), zullen we daarom creatief moeten omgaan met de bestaande letters. Een eerste mogelijkheid bestaat erin om letters te “hergebruiken” (p.68) – vergelijk bijvoorbeeld de <e> in bed (korte klinker), Vera (lange klinker) en beducht (doffe e). Ook kunnen we letters combineren (bv. <ij> en <ch>), nieuwe letters bedenken (bv. de Scandinavische <å> en de Duitse <ẞ>) en letters “versieren” (p.72) door er accenten of andere tekens aan toe te voegen (bv. de Franse <ê> en de Spaanse <ñ>).
Was deel 2 een reis door de tijd, dan is deel 3 een reis om de wereld. Na een toelichting bij het Hebreeuwse, het Arabische, het cyrillische en het Chinese schrift komen minder bekende alfabetten aan bod zoals de lettergreepschriften van de Canadese inheemse taal Cree en van het Vai uit Liberia. Ook zijn er nog verschillende niet-ontcijferde alfabetten, zoals de tekens op de mysterieuze schijf van Phaistos en het Lineair A, allebei gevonden op Kreta. Tijdens zijn wereldreis wijst de auteur ook op het verband tussen de vorm van letters en het materiaal waarop geschreven werd. Zo werd het Burmese alfabet uit Zuidoost-Azië traditioneel op palmbladeren geschreven, wat leidde tot ronde lettervormen. De Germanen krasten hun runen daarentegen in hout, steen of botten, wat verklaart waarom runentekens uit rechte lijnen bestaan.
In deel 4 wordt gefocust op alternatieve manieren om boodschappen door te geven zoals “langeafstandsalfabetten” (p.155 – bv. trommels en rooksignalen), morsecode, steno, braille, pictogrammen en emoji. Ook geheimschriften zoals dat in de dagboeken van de 14-jarige Beatrix Potter en verzonnen alfabetten zoals die van J.R.R. Tolkien passeren de revue. Zelfs het Klingon – de taal van de Klingons uit de tv-serie Star Trek – komt aan bod. De uitspraakaanwijzingen bij het Klingon spreken ongetwijfeld tot de jeugdige verbeelding, bv. “Deze k klinkt alsof je bijna moet overgeven” en “Duw je tong tegen je boventanden en blaas lucht (en spuug) uit” (p.179).
Deel 5 gaat in op de manier waarop letters geschreven worden. Hierbij worden concepten besproken zoals verbonden schrift, kalligrafie, grafologie en het ontstaan van de boekdrukkunst. Ook het computertijdperk komt aan bod. De auteur gaat daarbij onder andere in op de totstandkoming van het qwertytoetsenbord en zijn varianten (bv. azerty, qwertz). Tot slot maakt de lezer nog kennis met de wereld van het letterontwerp en de bijbehorende terminologie (bv. stok, schreef, x-hoogte).
Auteur Frank Landsbergen illustreerde Het dikke alfabetboek eigenhandig met ludieke afbeeldingen die de inhoud ondersteunen. Wat het boek extra aantrekkelijk maakt voor kinderen, zijn de kleine doe-opdrachten. Zo wordt gevraagd wat bepaalde pictogrammen betekenen (p.191) en bij een paragraaf over de vormgeving van letters wordt gesuggereerd om zelf een alfabet te ontwerpen (p.241). Een lijst met woordverklaringen en een register maken Het dikke alfabetboek ook geschikt als opzoekboek.
In De Standaard der Letteren concludeerde Vanessa Joosen (UAntwerpen), gespecialiseerd in jeugdliteratuur: “Taalkundige en illustrator Frank Landsbergen bewijst met Het dikke alfabetboek dat schrijftaal ook een spannend onderwerp kan zijn als je als wetenschapper genoeg kennis en verbeeldingskracht in huis hebt.” Met die conclusie kan ik het alleen maar volmondig eens zijn.
Bron
Joosen, V. (2021, 11 september). De taalkunde achter emoji’s. [Recensie van Het dikke alfabetboek door F. Landsbergen]. De Standaard – De Standaard der Letteren, p.12