jg. 2009, nr. 5 Taalwerk: De formulering van deontische modaliteit in wetteksten – Karen Deschamps

Beschrijving:

Wetten gaan over rechten en plichten. Over wat mag en wat niet mag, wat moet en wat niet hoeft. Maar hoe worden dat soort van gedachten – in de taalkunde spreekt men over deontische modaliteit – precies uitgedrukt? Die vraag staat centraal in mijn doctoraatsonderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat de wetgever behoorlijk creatief is bij het onder woorden brengen van geboden, verboden, toestemmingen enzovoort. In een corpus van Belgische en Nederlandse wetteksten ben ik namelijk 66 verschillende lexicale uitdrukkingen en grammaticale constructies tegengekomen die de deontische modaliteit van een rechtsnorm gestalte geven. Die grote variatie gaat echter in tegen een belangrijke regel uit de wetgevingstechniek, die zegt dat een gedachte slechts door één woord mag worden uitgedrukt, en omgekeerd, dat één woord slechts één betekenis mag uitdrukken.