[Recensie] Schrijven met impact

Hanne Kloots

Ann De Ron, Schrijven met impact. Bereik als onderzoeker, expert of adviseur lezers buiten je vakgebied. Gent: Academia Press, 2019. ISBN 9789401459037. 160 blz., 17,99 euro.

Cover: Schrijven met impact. Bereik als onderzoeker, expert of adviseur lezers buiten je vakgebied. Ann De Ron

In 2019 verscheen Schrijven met impact van Ann De Ron, een stevig herziene versie van haar eerdere boekje Populairwetenschappelijk schrijven uit 2004. De nieuwe editie heeft hetzelfde doel als de vorige, maar benadert de lezer in een opvallend kleurige lay-out: het felle fuchsia van de talrijke titels en kaderteksten trekt meteen de aandacht. Schrijven met impact biedt onderzoekers en andere experts een concreet stappenplan om hun ideeën te delen met lezers buiten hun eigen vakgebied. Het plan bestaat uit negen stappen en volgt de stadia van het schrijfproces: voorbereiden – ontwerpen – schrijven – afwerken – aftoetsen.

In het voorbereidingsstadium oriënteert de schrijver zich op het doelpubliek van de tekst (stap 1). Welke voorkennis hebben de potentiële lezers en hoe groot is hun abstractievermogen? Zijn het beleidsmakers, journalisten, patiënten of beoordelaars van een subsidieaanvraag? Wat interesseert hen en wat kan hen overtuigen om de tekst daadwerkelijk te lezen? Ook bakent de schrijver de kernboodschap af en verzamelt citaten, voorbeelden en afbeeldingen die de lezer kunnen boeien (stap 2-3). Hierbij benadrukt de auteur dat ook ‘ver-van-mijn-bedthema’s’ op een intrigerende manier worden voorgesteld, bv. ‘Vrouwenalbums zijn het Facebook van de zestiende eeuw’ (p.36).

In het ontwerpstadium wordt nagedacht over de tekststructuur (stap 4). Het belangrijkste advies van Ann De Ron: zet de tekst op zijn kop. Dit advies is vooral relevant voor academici. Een traditionele academische tekst heeft de structuur van een omgekeerde piramide. Eerst wordt besproken wat er al bekend is over het onderwerp. Pas daarna rapporteren onderzoekers over hun eigen werk. Het antwoord op de onderzoeksvraag volgt dus meestal pas aan het einde van de tekst. In een tekst voor niet-specialisten draai je die traditionele volgorde het beste om. Oftewel: als je de aandacht van de lezer wil trekken en vasthouden, begin je beter meteen met je kernboodschap.

In het schrijfstadium wordt het tekstplan uit de vorige stap ingevuld met tekst (stap 5). Daarbij wordt ook meteen aandacht besteed aan (het beperken van) jargon (stap 6). Schrijven met impact maakt een onderscheid tussen drie soorten jargon. Bij codewoorden kent de lezer de woorden niet, maar de begrippen wel (bv. ‘Drosophila melanogaster’ vs. ‘fruitvliegjes’). Ook zijn er jargonwoorden die in een academische tekst een specifieke betekenis hebben, maar die voor de lezer (mogelijk) iets anders betekenen (bv. significant: ‘statistisch significant’ vs. ‘belangrijk’). Nog uitdagender wordt het als de lezer ook het begrip niet kent. ‘Epifyse’ vervangen door ‘pijnappelklier’ helpt bijvoorbeeld alleen als de lezer weet wat de pijnappelklier precies doet. Voor de drie types van jargon geldt echter hetzelfde advies: gebruik alleen vaktermen als er echt geen alternatief is

In de afwerkingsfase worden de scanbaarheid en de schrijfstijl onder de loep genomen. Om een tekst vlot scanbaar te maken en ervoor te zorgen dat de lezer snel de boodschap vat (stap 7), kan de schrijver o.a. de volgende middelen inzetten: een opvallende titel, tussenkopjes, uitgelichte zinnen, voldoende witruimte tussen de regels, illustraties en bijschriften. Vervolgens wordt ingezoomd op de schrijfstijl (stap 8). Die mag aanleunen bij gesproken taal. Zinnen zijn bij voorkeur niet te lang of te complex en formuleringen zijn beter niet te omslachtig. Belangrijk is ook dat mensen centraal staan. Of zoals Ann De Ron het formuleert: ‘Zeg het als mens, voor mensen, over mensen’ (p.132). Directe aanspreking van de lezer (bv. met ‘u’) is volgens de auteur volstrekt acceptabel, zeker in blogs.

Ten slotte volgt de naleesfase (stap 9). Eerst lezen schrijvers hun eigen tekst na. Daarbij letten ze op inhoudelijke aspecten en taalfouten, maar ze controleren bijvoorbeeld ook of de tekst voldoende aandachtstrekkers bevat. Een opvallende tip: kort de tekst met tien procent in. Zo komt de boodschap beter ‘bovendrijven’ (p.148). Nadat de schrijver de tekst zelf heeft nagelezen, volgt de ‘terrastest’. Daarbij vraagt de schrijver feedback van iemand uit zijn of haar potentiële doelpubliek. Dus niet van een vakgenoot of collega, maar wel van iemand die ‘meedogenloos eerlijk’ durft te zijn (p.148). Hamvraag: zou die persoon de tekst nog steeds lezen als hij of zij op een zonnig terras zat?

Schrijven met impact is een aanrader voor iedereen die onderzoeksresultaten of andere zakelijke informatie op een toegankelijke manier wil kunnen presenteren aan lezers uit een ander vakdomein. Zelfs wie Schrijven met impact enkel doorbladert, herkent meteen een aantal basisprincipes. Door de talrijke tussenkopjes, de korte alinea’s, de witruimte, de kaders en de afbeeldingen oogt de tekst gestructureerd en informatief, maar toch luchtig.

De auteur heeft de basisprincipes uit haar boek zelf systematisch toegepast. Op eentje na misschien: als stap 1 (‘Kies en ken je lezers’ – en stem je tekst daarop af) consequent was toegepast, had het boek er waarschijnlijk traditioneler uitgezien. De meeste academici en experts voor wie het boek bedoeld is, moeten wellicht even wennen aan de kleurige lay-out en aan de toegankelijke schrijfstijl zonder bronvermeldingen. Toch heeft de auteur hier de juiste keuze gemaakt. Schrijven met impact schudt academici en experts wakker en laat ze nadenken over hun eigen schrijfproces en de toegankelijkheid van hun teksten. En het mooie is: waarschijnlijk zal die reflectieoefening uiteindelijk ook hun teksten voor een specialistisch publiek ten goede komen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.