Het DNA van een taalfamilie

Marlies Carette

Hoe groot mijn liefde voor onze Nederlandse taal ook is, ook voor een praktijkassistent Nederlands kan het soms te veel worden. Vandaar dat ik afgelopen weekend naar Plopsaland trok. Dat kinderparadijs leek me de ideale locatie om mijn talige brein even volledig uit te schakelen. Voor mijn vertrek las ik bewust geen online media, zo vermeed ik (min of meer) foute krantenkoppen als ‘Stefaan De Clerck over Francken: ‘Best niet stoer doen rond iets dat niet aan de orde is’ of ‘Wat houdt de nucleaire deal met Iran in en waarom wil Trump er van af?’ De openingsuren van het park controleerde ik wel nog even online. Voor ik het wist, verscheen de volgende zin op mijn scherm: ‘Tijdens deze unieke Plopsa-luchtdoop van minstens 1 uur wordt je getrakteerd op een adembenemend uitzicht en een fles exclusieve Plopsa-champagne.’ Er ontstond meteen vuurwerk in mijn hoofd, voorbij was die taalloze dag. In plaats van me aan dat dt-alarm in mijn hoofd op te jagen, deed ik er iets nuttigs mee: ik startte met dit Broodje taal. Op die manier zijn wel meer Broodjes taal ontstaan, zo moet u weten. En er zijn nog meer van die interne geheimen die ik in dit (voorlopig) laatste Broodje graag met u deel.  

 Alarm!

Lange tijd dacht ik dat ik de enige was bij wie er allerlei alarmbellen afgaan als er een taalfout opduikt. Van die naïeve gedachte moest ik echter afstappen, toen ik de rubriek Broodje taal in het tijdschrift Over taal ontdekte. Al sinds 2005 schrijven medewerkers van de KU Leuven in die rubriek de taalfouten en de meest opmerkelijke woord- en zinsconstructies van zich af. Wat heerlijk om hun analyses te lezen. Wat fijn om te beseffen dat ik niet alleen was. Ook Sara Van Calster en An Bosmans, Sara Brouckaert en Nele Nivelle, Linde Van de Walle en Els Hendrickx, Karen De Loenen en Sofie Gordts, Fleur Deboutte en Sara Van Daele staan stil bij de wonderen van onze Nederlandse taal. Groot was dan ook mijn blijdschap toen ik begin dit jaar voor het eerst mijn taalspinsels aan dit blad mocht toevertrouwen. Als nieuwe telg van de Broodje taal-familie verdiepte ik me toen in de schrijfsels van mijn voorgangers, want ik wou het minstens even goed doen als zij. Het was het begin van de zoektocht naar het DNA van een wel heel bijzondere familie.

 

Op zon- en feestdagen mis ik mijn Tante Bedje

 In de beginjaren van de rubriek haalde de Broodje taal-schrijver de mosterd bij de lezer. Die werd uitgenodigd zijn taalei in te sturen: een curieuze taalkwestie waarvan de lezer het fijne wil weten, maar niet weet waar te zoeken. Een voorbeeld van zo’n taalei is de aanspreekvorm voor een vrouwelijke directrice: moeten de lagereschoolkinderen mevrouw de directeur of mevrouw de directrice zeggen? Broodje taal-collega van dienst Sara Van Calster raadde in januari 2005 aan dat zowel directeur als directrice mogelijk is om het vrouwelijke hoofd van een basisschool te benoemen. Als het gaat om een vrouwelijke bedrijfsleider stelt ze voor te kiezen voor de genderneutrale vorm directeur. De eerste Broodjes taal leken zo verdacht veel op de rubriek Vraag en antwoord die Over taal voor 2005 heeft gehad. In die rubriek ging de vraag van de lezer vooraf aan het antwoord van de Over taal-medewerker. De vragen waren toen vaak heel praktisch van aard, zo vroeg een lezer in september 2001 het volgende: ‘Binnenkort moet ik in de teksten voor het gemeentebestuur de frank overal door euro vervangen. Kunt u me een aantal richtlijnen geven?’ Uiteraard kon de Over taal-medewerker dat.

Een paar nummers later mocht het voor de Broodje taal-schrijver allemaal wat persoonlijker. De Broodje taal’er neemt het niet altijd even nauw met privacy, en dat is vaak tot groot ongenoegen van haar huisgenoten. De rubriek verloor zijn Vraag en antwoord-jasje en de inspiratie werd dichter bij huis gezocht. Manlief bleek meer dan eens de bron voor een stukje. Zo stoorde Sara Van Daeles ‘taalonminnende’ bijna-wederhelft zich aan het gebruik van het woord fake in de krant – en neen, niet in de combinatie fake news. Een stuk over de verengelsing van het Nederlands was geboren. Maar we zijn ook de partner van Fleur Deboutte dank verschuldigd. Toen hij haar schreef dat hij een cadeautje van de grootouders had gewijgerd, perste Fleur een Broodje [ei] uit haar pen. Niet alleen huisgenoten zagen vaak hun privacy geschonden in de rubriek, ook studenten kregen het soms hard te verduren. Een verschrijving op een examen gaat niet onopgemerkt voorbij (een specifiek soort ongeoorloofde inversie zou een ‘Tante Bedje’ zijn, zo las Fleur), en ook interessante studentenvragen krijgen de aandacht die ze verdienen (is ‘zon- en feestdagen’ geen foute samentrekking, mevrouw Van Daele?). Gelukkig bleef de identiteit van de studenten in kwestie net iets onbekender dan die van de huisgenoten van de Broodje taal-schrijver.

 

In de Kinepolis met een pakje lasagne

Een lid van de Broodje taal-familie is per definitie een sociaal dier. Hoe meer talige input ze krijgt, hoe meer kans ze heeft om taalfenomenen op te pikken. Heeft ze toch even genoeg van al die mensen om haar heen, dan trekt ze zich graag terug in een hoekje met wat lectuur. Die lectuur mag u in het geval van een Broodje taal’er redelijk vrij interpreteren. Zo zat Linde Van de Walle ooit de verpakking van een kant-en-klare lasagne te lezen. Na enkele spelfouten opgemerkt te hebben, onderwierp ze ook de rest van de verpakking aan een grondige analyse. Wist u bijvoorbeeld dat de bereidingsrichtlijnen vaker als infinitief worden geformuleerd dan als imperatief, hoewel dat laatste doeltreffender is? Andere ideale lectuur voor een Broodje taal’er zijn bruidsfora (je huwelijksvoorbereiding combineren met een Broodje taal schrijven, slimme zet van Els Hendrickx), huizenadvertenties (opnieuw een geslaagde combinatie, Els) en boodschappenlijstjes (ook Linde Van de Walle koppelt het nuttige graag aan het aangename). Werd het voor ons sociaal dier wat te eenzaam met die lasagneverpakking in de hand, dan trok de Broodje taal-specialist ter ontspanning naar buiten. Aan ontspannen kwam Sofie Gordts in dat geval helaas nauwelijks toe. Toen ze zich inschreef voor een naaicursus, trok de constructie ‘Zoveel te harder ge duwt, zoveel te sneller stikt ge’ haar aandacht van het naaiwerk. Wilde ze samen met haar nichtjes naar hun lievelingsfilm Frozen kijken, dan begon haar brein de verschillen tussen de Nederlandse en de Vlaamse variant van de Disneyfilm te analyseren. Zo ziet u, het valt niet altijd mee om lid te zijn van de Broodje taal-familie.

Toch zet een Broodje taal’er door, want ze wil met haar vreemde taalkronkels iets nuttigs doen: ze delen met de lezer. In elke Broodje taal’er schuilt er dan ook een leraar, die haar advies op een vriendelijke doch belerende toon formuleert. Noem haar werkwijze gerust descriptief-normatief. De stijl is descriptief aangezien de auteur de taal beschrijft zoals die zich in het alledaagse leven aan haar openbaart. Meestal gaat het om een paar toevallig opgevangen taaluitingen, maar sommige Broodjes verdienden iets meer onderzoek. Zo belde Karen De Loenen ooit elf Kinepolis-filialen op, om te weten hoe de naam van de bioscoopgigant werd uitgesproken. Het was een onderzoek zonder resultaat overigens, want de receptionistes wisten zelf niet of het nu kie-nee-poo-lis of kie-nee-poo-lis is. Tegelijkertijd is de toon van elk stukje ook normatief. Het moet voor de lezer duidelijk zijn welke vormen correct zijn en welke niet. Daarvoor doet de taalspecialist een beroep op heel wat naslagwerken. Het uiteindelijke normatieve advies gebeurt vervolgens eerder impliciet. Zo wil Sara Brouckaert het misbruik van het woord ‘flubbertje’, een synoniem voor ‘dingetje’, ‘in de kiem smoren’ in plaats van het woord volledig te verbieden. Dankzij die aardige formulering heb ik het voortaan met plezier over een ritslipje in plaats van een flubbertje of dingetje aan een ritssluiting, u hopelijk ook.

 

Voor eeuwig en altijd hete aardappelen

Het mag ondertussen wel duidelijk zijn welk soort vlees u in de kuip hebt, als u met een Broodje taal’er aan tafel zit. Voor zo iemand moet u uw woorden wikken en wegen uit angst uw verspreking later zwart op wit tegen te komen. Als u de persoon een tekst voorlegt, moet u ervoor zorgen dat er geen belgicismen in staan of u krijgt een hele reeks standaardtalige alternatieven naar uw hoofd geslingerd waardoor uw aardappelen minder heet zijn en uw vlees koud. Weet echter dat we het u zo moeilijk maken vanuit onze allesoverheersende liefde voor de Nederlandse taal. Het is dus allemaal goed bedoeld en het zou zonde zijn, mocht onze Broodje taal-familie zich voor eeuwig en altijd (tautologie!) beperken tot elf leden. Voel u daarom vrij om zelf aan de slag te gaan met talige uitingen . Deel uw taalkronkels met de wereld, want die wordt er ongetwijfeld mooier van. Ook wij zullen proberen om onze missie voort te zetten, want eens een Broodje taal’er, altijd een Broodje taal’er, zelfs als die een dagje Plopsaland gepland heeft.

 

Marlies Carette geeft de vakken ‘Nederlandse taalbeheersing’, ‘Nederlandse bedrijfscommunicatie’ en ‘Wetenschappelijk schrijven’ aan de KU Leuven en is NT2-docent aan het ILT.

e-mail: marlies.carette@kuleuven.be